jerry mager, oorspronkelijke gepost op
Work In Progress 2014 december 23
‘As money becomes the sole arbiter of status, inferiority and superiority are increasingly defined through the market and what we have to spend. Money enables people to buy a sense of superiority, and it is remarkable how much the experience of luxury, whether in restaurants, in hotels, or on vacation, is advertised in terms of social exclusivity and designed tot appeal to the desire to be made to feel special and to be treated as highly esteemed and valued.
The fault is not, of course, in our desire to be valued by others. Rather, it is in the commercial exploitation, within a framework of ranking and inequality, of the unsatisfied need to be valued, which should be satisfied through genuinely social processes among equals.’
Richard G. Wilkinson (2005:214): The Impact of Inequality
Wilkinson had in zijn rijtje van hotels en restaurants ongetwijfeld ‘ziekenhuizen en zorginstellingen’ opgenomen, indien hij de soap rond de zorgwet van VVD-minister Edith Schippers had mogen meemaken. Op onze groeiende honger naar waardering en als persoon, individu, gezien en bejegend te worden, spelen ook deze politici handig in met het het creeëren van allerhande speciale arrangementen welke de burger het gevoel verschaffen niet als nummer behandeld te worden, maar als een persoon die telt, mits die burger daarvoor betaalt. Dat normale verlangen om als persoon bejegend te worden – aldus Wilkinson – zou normaal gesproken in de dagelijkse omgang met de medemens aan zijn trekken komen. Tegenwoordig moet je er extra voor betalen, zoals je voor bijna alles extra moet betalen. Dat is de truc die marketing heet.
Een kras staaltje van even domme als brutale marketingpolitiek dat in Wilkinsons betoog past, kwam vorig jaar uit de koker van PvdA-minister Jet Bussemaker. Bussemaker bedacht dat studenten die ontevreden waren met het niveau van hun onderwijs een excellentietraject zouden kunnen volgen. Het enige verschil met het traject waarover zij ontevreden waren: de prijs. Het excellentietraject zou alleen duurder worden geprijsd en voor het overige in niets verschillen van het gewraakte traject. Je moet het maar durven, als PvdA-minister nog wel.
Het tekent de soort politici die momenteel achter de knoppen zitten. Dit slaat evenzeer op politici die zich afficheren als ‘loyale oppositie’ als op de doofstomme beroepspolitici die de zogenaamde ‘linkse partijen” runnen. Zij doen helemaal niets tegen het neoliberale geweld, “… each party tends to become more distant from the voters that it purports to represent while at the same time tending to become more closely associated with the alternative protagonists against which it purports to compete.” (Peter Mair, 82-83.)
de zorgcrisis als boemerang
Het tenenkrommende uitruilen en verkwanselen van de inkomensafhankelijk zorgpremie en strafbaarstelling van illegaal verblijf in Nederland door Diederik Samsom (PvdA) en Mark Rutte (VVD) tijdens de kabinetsformatie, zoals door Derk Stokmans (215-224) beschreven, komt met het gedoe over de zorgwet als een boemerang bij deze curieuze coalitieregering terug. Vooral PvdA-voorman Samsom opereert in strijd met de opvattingen, de waarden en normen van de meesten van zijn partijgenoten en kiezers. Van deze VVD-politici kun je verwachten dat ze kozen en kiezen voor het directe eigenbelang. Tenslotte hebben deze neoliberalen niet zozeer een ideologie en nauwelijks een moreel kompas, maar hooguit een ad-hoc-business plan: alles ‘vermarktbaar’ maken, of dat nou kan of niet.
Dat business plan heeft deze VVD tot dusver met medewerking van de zogenaamde sociaaldemocraten van deze PvdA kunnen verwezenlijken, want deze PvdA heeft helemaal niets. Geen ideologische veren, geen morele richtsnoer en niet eens een business plan! Slechts een gapende leegte, the void, le néant, das nichtende Nichts.
Daarom zwalkt dit PvdA-bestuur stuurloos rond, daarom zijn de PvdA-bobo’s achter de knoppen als de dood voor kritische geluiden uit eigen gelederen en daarom hebben ze de PvdA’ers die nog over enige fantasie en denkvermogen beschikken (bijvoorbeeld een Paul Kalma en Ruud Koole) buiten spel gezet en is de club een weerloze prooi voor de neoliberalen. Die bieden tenminste nog de illusie van enig houvast en de schijnzekerheid van te weten waar ze heen willen. Tenslotte is hakken met de botte bijl ook een bezigheid, en veel makkelijker dan ‘de boel bij elkaar houden’.
De stroopsmerende media, die om hun omzet moeten denken en die de Rijksvoorlichters te vriend moeten houden vanwege het aanleveren van kopij, breien er altijd wel iets moois van. Ook hier bevestigt de uitzondering natuurlijk de regel.
Het gekrakeel en getouwtrek rond de zogenaamde ‘vrije artsenkeuze’ is slechts het topje van de ijsberg. Het heeft echter nog explicieter dan al was, opnieuw twee essentiële zaken aan het licht gebracht: 1) alles kan gekocht worden, óók vrije keuze, 2) het parlement wordt, als het aan deze coalitie ligt, buiten spel gezet wanneer het gaat om het streven van de totale commodificatie van onze leefwereld. De VVD dreigt met een Algemene Maatregel van Bestuur om zijn zin door te zetten. Alles is verhandelbaar op een zogenaamde vrije markt, ook vrije keuze heeft een prijskaartje.
bizarre uitruil
Dat het niet pluis was met dit huwelijk tussen PvdA en VVD werd al duidelijk door de manier waarop Rutte en Samsom bij de formatie te werk gingen: middels uitruil van programmapunten. Alsof politieke standpunten en overtuigingen zich laten uitruilen als dingen, commodities. Zowel de inkomensafhankelijk zorgpremie als de strafbaarstelling van illegaliteit, draaien om de waarden: solidariteit en compassie – in feite een eeneiige teweeling, twee kanten van dezelfde medaille – maar niet minder om inlevingsvermogen (empathie) en welbegrepen eigenbelang.
Noch Samsom noch Rutte hadden het benul de twee gewraakte programmapunten onder die gezamenlijke noemer te brengen, adequaat te framen. Diezelfde kernwaarden zijn in het geding bij de inmiddels gepasseerde Woonwet van VVD’er Stef Blok en bij de op stapel staande Wet werk en zekerheid (per 15 juli 2015 van kracht) waarvoor PvdA’er Lodewijk Asscher tekent.
useful idiots
De desoriëntatie van de PvdA direct na de verkiezingen – de partij kreeg onverwacht veel zetels – vormde de eerste aanwijzing dat deze bobo’s politiek niet bijster bij de hand zijn. Immers: Samsom liet het initiatief bij de eerste formatie-aftasting aanvankelijk volledig aan Rutte, zonder – let wel: zonder! – dat daar een briljant plan achter stak. Hij had Rutte en de ‘loyale oppositie’ (brrrrrr … de druiloren!) ook bewust een valse start kunnen laten maken, om daarná de verongelijkte maagd te spelen en zijn prijs voor meedoen te bedingen. Niks van dat alles. Samsom sprong er alsnog met veel tam-tam in, elleboogde zich aan de onderhandelingstafel, maar had zich al onvergeeflijk amateuristisch in de kaart laten kijken. Het slopen van de PvdA kon beginnen en het afbreken van de institutionele beschermingsconstructies en maatschappelijke buffers werd in verhoogd tempo ter hand genomen. Hoe meer PvdA daar betrokken bij wordt, hoe liever het de VVD is. De collaborerende PvdA’ers weten drommels goed waartoe zij zich lenen, wat er aan de hand is, aan welke kant hun boterham is belegd en wie er voor de dikke laag boter zorgen.
De andere zogenaamde links-progressieve clubjes als Groen Links en de SP zijn geen haar beter. Die houden zich afzijdig en schijndood; zij rekenen er op straks slapende rijk te zijn geworden. Af en toe schieten ze met veel tam-tam een losse flodder af, maar serieus worden ze nooit.
privatiseringsverdriet
De hilarische farce van het pseudo-privatiseren van Nederland is dat het hoofdzakelijk dient om het de gisse graaiers nog makkelijker te maken middels legale constructies en officiële aanstellingen (pseudo-privatisering = overheids-nepotisme) een steeds groter deel van de koek naar zich toe te trekken. Lid worden van een politieke club is vandaag de dag voor submiddelmatige minkukels de zekerste weg naar gemakkelijk geld.
Als het op slopen aankomt, beschikken deze neoliberalen over een animale vitaliteit en een onstuitbare atavistische drang. Uiterst primitief, maar het werkt. Zeker met zo’n besluiteloze bleke bedgenoot als deze PvdA.
De PvdA – dat wil zeggen diegenen die het in de partij voor het zeggen hebben – liet zich misschien te opvallend onnozel voor het neoliberale karretje spannen. Je moet wel heel erg simpel en naïef zijn om niet door te hebben wat er aan de hand is. Het kan natuurlijk zijn dat Samsom en Spekman bruikbare simpelaars (useful idiots) zijn, maar álle PvdA-Kamerleden en ministers …. ?! Dat lijkt me kras.
Zou Kamerlid Désirée Bonis werkelijk de enige zijn geweest die doorhad dat de PvdA gewoon het neoliberale programma uitvoert? De rest koos dus ongegeneerd voor de eigen carrière, maar daar mag op deze wijze absoluut niet over worden geschreven. Het officiële discours vereist nog steeds dat alle journalisten met een stalen smoel ‘geloven’ dat je de politiek ingaat om het Land en het Algemeen Belang te dienen en zo moet er ook ijzerenheinig over politici geschreven en bericht worden, das groβe Als-ob. De meute, de kudde, het klootjesvolk alias stemvee, laat zich dat merkwaardig genoeg nog steeds wijsmaken, dus men krijgt de regering die men verdient.
de Zorg en onze zorgen
De zorg zou ons allen een grote Zorg moeten zijn. Je hoeft maar naar de banale jingles te luisteren waarmee zorgverzekeraars ongeremd en schaamteloos hun ‘producten’ aanprijzen, om te snappen dat het zorgelijk is gesteld met onze Zorg.
De ‘vrije artsenkeuze’ waarop de poppenkast van ‘de zorgcrisis’ wordt toegespitst (een prijsverschil tussen restitutie- en naturapolis), is slechts een afgeleide. Hoewel ook hier een belangrijke tweedeling aan de orde is, namelijk die tussen premiebetalers en patiënten. Deze wordt nodeloos aangescherpt door commodificatie en monetarisatie. Net zoals Samsom en zijn kornuiten destijds solidariteit met de medemens (de Vreemde, de Ander) opofferden om de neoliberale coalitiepartner zijn overwinning van het onmiddellijke eigenbelang te laten botvieren, evenzo zijn de PvdA parlementariërs nu daartoe bereid middels deze VVD-zorgwet. Op drie PvdA-senatoren na. Het schrijnendste om te zien is het onbenul dat aan de basis ligt van de onmacht, het onvermogen, om primitief en kinderlijk gekibbel omwille van geld, naar een hoger (moreel en abstractie-) niveau te tillen. Dat zou geld niet on-belangrijk maken, alleen niet hét belangrijkste.
Enkele belangrijke punten in deze soap rond deze zorgwet en ‘de vrije artsenkeuze’ worden op een rijtje gezet door Evelien Tonkens en Rentsje de Gruyter in twee recente artikelen die in pdf op internet zijn te lezen.
hogere statusgroepen, ondervertegenwoordigd in de politiek?
Interessant is in dit verband een WRR-rapport uit 2014: Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid. Met name Hoofdstuk 6: Politieke en sociale gevolgen van inkomensongelijkheid (pp.113-132) door Herman van de Werfhorst, brengt opvallende dingen aan het licht.
De verrassendste bevinding is, dat juist onder burgers met een hoge statuspositie het vertrouwen in parlement en rechtssysteem afneemt naarmate de inkomensongelijkheid toeneemt. Logische gevolgtrekking uit deze bevinding: in het huidige kabinet, de Tweede Kamer en bij de diverse politieke-partijbesturen zitten blijkbaar bar weinig personen die tot de hogere statusgroepen gerekend kunnen worden. Voorwaar, een beklemmende gedachte, maar de praktijk bevestigt de bevindigen van het WRR-rapport.
Van de Werfhorst schrijft op bladzijde 102-122: “Dit is een belangrijke bevinding, omdat het helder maakt dat psychosociale factoren relevant zijn in de verklaring waarom inkomensongelijkheid de sociale cohesie beïnvloedt. Zouden hulpbronnen de verklaring vormen, dan zou de ‘bovenkant’ van de samenleving minder worden beïnvloed door een toenemende ongelijkheid dan de ‘onderkant’. Immers, in meer ongelijke landen zijn de hulpbronnen eerder en ruimer voorhanden voor de hogere statusgroepen dan in meer egalitaire landen.”
Op bladzijde 119 staat: “Mensen maken zich druk over de veranderende ongelijkheid. Voor de discussie vandaag de dag is dit van belang omdat het streven naar een grotere mate van economische gelijkheid onderdeel is van veel hedendaagse politieke discussies, in Nederland en daarbuiten. Het vraagstuk van de onevenredige vertegenwoordiging raakt meer direct aan de legitimiteit van de democratische rechtsstaat dan persoonlijke opvattingen over hoeveel ongelijkheid acceptabel is. Echter, wanneer de roep om herverdeling groter wordt naarmate de inkomensongelijkheid toeneemt, ontstaat mogelijk een kloof tussen populaire opvattingen en politieke besluitvorming. Juist omdat deelname aan de politiek onder de bevolking ongelijk is verdeeld, kan een dergelijke kloof blijven bestaan omdat de roep om herverdeling zich niet vertaalt in stellingnames in de politieke arena.”
Van de Werfhorst formuleert het wat hermetisch, maar het staat er wel degelijk: mensen met een hoge sociaal-psychologische status zijn zich ervan bewust dat grote en groeiende maatschappelijk ongelijkheid – op den duur – ook hen zal treffen. Niemand is gebaat bij een groeiende kloof tussen ‘arm’ en ‘rijk’.
Dus het is blijkbaar niet zo dat de weldenkende en goed-opgeleide burger erop uit is om met hebbe-hebbe-ikke-ikke hoog in het vaandel, naar zich toe te graaien wat zij of hij maar kan. Die weldenkende burger verlangt van zijn overheid dat die paal en perk stelt aan te grote ongelijkheid, zonder per se alles plat te slaan via absurdistische nivelleringen. Lees het na in het WRR-rapport.
Van de Werfhorsts bevindingen hebben voor mij een positieve en een negatieve kant. Positief is dat veel Nederlanders met een hoge statuspositie blijkbaar inzien en beseffen dat een toenemende (economische) ongelijkheid ook niet in hun belang is. [Denk aan de bevindingen van Thomas Piketty] Dat besef legitimeert hun hoge psychosociale status en het betekent dat de grootheid “psychosociale status”: juist is gedefinieerd, effectief is vertaald (geoperationaliseerd) naar terzake indicatoren en vervolgens correct is gemeten, kortom: de meting is valide en betrouwbaar. Negatief echter is het gegeven dat juist het Nederlandse politieke establishment niet aanvoelt wat de burger-kiezer wil en dat blijkbaar – en dit vind ik zo mogelijk verontrustender – Nederlanders met een hoge psychosociale status sterk zijn ondervertegenwoordigd in de verzameling individuen die het huidige politieke establishment vormen en achter de knoppen zitten. Ondervertegenwoordigd gelieve men als understatement te lezen, want op een enkeling na, maakt niemand van de beroepspolitici onder Haagse kaasstolp zich noemenswaardig druk om het uit elkaar groeien van arm en rijk, kansarmen en kansrijken in Nederland.
“[C]itizens withdraw from parties and a conventional politics that no longer seem to be part of their own world: traditional politics is seen less and less as something that belongs to the citizens or to the society, more and more as something done by politicians.
Citizens change form participants into spectators, while the elites win more and more space in which to pursue their own particular interests.”
Peter Mair (2013:98): Ruling the Void
Ook zogenaamde linkse politici houden zich muisstil en schijndood (tenslotte hebben ze een veilige en vetbetaalde baan) terwijl de politieke lijkenpikkers onder het etiket “de loyale oppositie” afzonderlijke dealtjes met de coalitieregering bedisselen, waarvan het nog maar de vraag is of dat kleffe en kortzichtige handjeklap voor hun kiezers wel zo voordelig zal uitpakken. Zij verkwanselen het algemeen belang regelmatig en zeer opportunistisch voor dertig zilverlingen of minder.
Helaas bieden onze media zelden tot nooit samenhangende Grote Verhalen waarin verbanden duidelijk worden (ze mogen geen “stemming maken” zo luidt de smoes, behalve wanneer het om een inkomensafhankelijke zorg premie gaat! – lees dit laatste na bij Derk Stokmans) en zijn ze vooral gebrand op het presenteren van losstaande brokken sensatie en, natuurlijk, veel fun.
De afstand tussen het politiek-bestuurlijke establishment en de burger is aanzienlijk en groeit gestaag. Dat is geen opwekkende constatering. [Zie hierover o.a. ook Peter Mair (2013): Ruling the Void – in dit kader met name pp. 82-83]
Dit bevestigt het voortschrijdend inzicht dat ons huidige kiessysteem niet optimaal werkt; je krijgt er niet de juiste personen mee op het pluche en achter de knoppen.
het hemd is nader dan de rok
Het gedoe rond de invoering de zorgwet maakt meer publieke emotie los dan bijvoorbeeld de Woonwet van VVD’er Stef Blok en zelfs de Wet werk en zekerheid van PvdA’er Asscher. Dat komt ongetwijfeld omdat medische zorg ons allen direct raakt en in zware gevallen zelfs voor grootverdieners als Kamerleden (100.000 euri per jaar) en Ministers (140.000 euri per jaar) onbetaalbaar is geworden.
Niet iedereen huurt een woning van een verzelfstandigde woningcorporatie (ooit een Kamerlid of Minister in zo’n huis gezien?) en is overgeleverd aan het management daarvan, niet iedereen hoeft gebruik te maken van het openbaar vervoer, niet iedereen is meer afhankelijk van inkomsten uit arbeid (twee kabinetten uitzitten en daarna bijvoorbeeld enkele termijnen op een gematste baan” in Europa” en je bent binnen), maar iedereen kan per direct ziek worden en bij ieder van ons kan morgen kanker in een of andere vorm worden geconstateerd. Over ons onderwijs en de vernieling van de rest van ons publieke domein (de spoorwegen, de openbare bibliotheken) heb ik het maar niet meer.
Wat brengt 2015? Niet minder of betere markt, zo valt te vrezen. Betere politici wensen, staat inmiddels gelijk aan: het onmogelijke verlangen.
Literatuur:
Peter Mair (2013): Ruling the Void: The Hollowing of Western Democracy / New York – London: Verso
Derk Stokmans (2013): Straatcoach en strateeg: De opkomst van Diederik Samsom / Amsterdam: Prometheus – Bert Bakker
Richard G. Wilkinson (2005): The Impact of Inequality: How to make sick societies healthier / London & New York: Routledge
Evelien Tonkens: Tijd voor een links antwoord op marktwerking in de zorg & Rentsje de Gruyter: Winnaars en verliezers van het nieuwe zorgstelsel / in S&D, 2014, nr. 6, van de Wiardi Beckman Stichting
WRR-rapport 2014 – Hoe ongelijk is Nederland? / Den Haag/Amsterdam: Amsterdam University Press
Bas Heijne: Schoonheidsprijs
Youp van ‘t Hek: To see or not to see